Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], De jonge [34]leeuwen hebben over hem gebruld, zij hebben hun stem [35]verheven; en zij hebben zijn land gezet in verwoesting; zijn steden zijn verbrand, dat er niemand in woont. 34. De vijanden, te weten de Babyloniers. 35. Hebreeuws, gegeven; dat is, geluid, geschrei gemaakt, gelijk een wild dier doet over den roof.